Doel |
Het aanwezig zijn van voorzieningen waardoor ven/vacht mag worden dat met het bestrijden van brand binnen een aanvaardbare tijd kan worden begonnen en de omvang van de brand kan worden beperkt. |
Bepalingsmethode |
NEN 1594:2006 en NEN 1594:1991 |
Terminologie & afkortingen |
|
Samenhang met andere artikelen |
Afdeling 2.13 - Afdeling 4.1 - Afdeling 4.4 - Afdeling 6.8 - Afdeling 7.1 - |
Lid 1 |
Een bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden. |
|
Lid 2 |
Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 6.27 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften. |
Lid 1 |
Een te bouwen gebruiksfunctie heeft ten minste een brandslanghaspel. |
|
Lid 2 |
Een te bouwen gebruiksfunctie heeft ten minste een brandslanghaspel indien de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw groter is dan de grenswaarde vermeld in tabel 6.27. |
|
Lid 3 |
De gecorrigeerde loopafstand tussen een brandslanghaspel als bedoeld in het eerste en tweede lid en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie is niet groter dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor een niet in een functiegebied gelegen vloer die uitsluitend door niet besloten ruimten kan worden bereikt. |
|
Lid 4 |
Een brandslanghaspel als bedoeld in het eerste en tweede lid:
|
Lid 1 |
Een gebruiksfunctie met een vloer van een verblijfsgebied hoger gelegen dan 20 m boven het meetniveau, heeft een droge blusleiding. |
|
Lid 2 |
Bij ministeriële regeling kan een droge blusleiding in andere gevallen dan in het eerste lid bepaald worden voorgeschreven en kunnen voorschriften ter zake van droge blusleidingen worden gegeven. |
|
Lid 3 |
Een wegtunnelbuis heeft een op een in artikel 6.30 bedoelde bluswatervoorziening aangesloten droge blusleiding met in elke hulppost als bedoeld in afdeling 2.13 een brandslangaansluiting die bij brand een capaciteit van ten minste 120 m³/h kan leveren. |
|
Lid 4 |
De loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een in het eerste lid bedoelde droge blusleiding en een punt in een op die aansluiting aangewezen gebruiksgebied is niet groter dan 60 m voor nieuwbouw en 110 m voor bestaande bouw. |
|
Lid 5 |
Een te installeren droge blusleiding voldoet aan NEN 1594. |
|
Lid 6 |
De inrichting van een bestaande droge blusleiding voldoet aan NEN 1594 voor:
|
|
Lid 7 |
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, worden een bij of krachtens de wet voorgeschreven droge blusleiding en een pompinstallatie bij oplevering en daarna eenmaal in de vijf jaar getest volgens NEN 1594. |
Lid 1 |
Een bouwwerk heeft een toereikende bluswatervoorziening. Dit geldt niet indien de aard, ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist. |
|
Lid 2 |
Een wegtunnel heeft een bluswatervoorziening die bij brand gedurende ten minste 60 minuten een capaciteit van ten minste 120 m³/h kan leveren. |
|
Lid 3 |
De afstand tussen een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.36, eerste lid, is ten hoogste 40 m. |
|
Lid 4 |
Een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid is onbeperkt toegankelijk voor bluswerkzaamheden. |
Lid 1 |
Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden. |
|
Lid 2 |
Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is aan het eerste lid voldaan met een toestel in een gezamenlijke keuken en ten minste een per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. |
|
Lid 3 |
Elke hulppost als bedoeld in artikel 2.122 heeft een draagbaar brandblusapparaat. |
|
Lid 4 |
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, wordt ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens de wet voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd. |
Lid 1 |
Een bij of krachtens de wet voorgeschreven automatische brandblusinstallatie is voorzien
van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV- |
|
Lid 2 |
Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rookbeheersingsinstallatie is voorzien
van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV- |
|
Een voorziening voor het bestrijden van brand als bedoeld in de artikelen 6.28 en 6.31 is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011. |
|
|
Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 6.28 en 6.29 van toepassing. |